ZAANSTAD - De burgemeester van Zaanstad mocht een gebiedsverbod opleggen aan een activiste die aanwezig wilde zijn bij de sinterklaasintocht van 2018. De burgemeester had voldoende redenen om te vrezen voor verstoring van de openbare orde. Wel was de motivering van het gebiedsverbod op bepaalde punten niet juist. Dat heeft de rechtbank Noord-Holland beslist.


De vrouw is een activiste en heeft bezwaren tegen de discriminerende aspecten van de figuur van ‘Zwarte’ Piet. De burgemeester van Zaanstad had de vrouw voor 16 en 17 november 2018 een gebiedsverbod opgelegd omdat uit een bestuurlijke rapportage met inlichtingen van de politie en informatie van sociale media, bleek dat ze mogelijk in Zaanstad wilde zijn tijdens de intocht. Ze had op verschillende manieren aangegeven acties te ondernemen om de intocht te stoppen. Ook zou ze niet bereid zijn geweest inzicht te geven in de geplande acties of afspraken daarover te maken. Ze zou een bedreiging vormen voor de openbare orde en veiligheid. Op de twee dagen van het gebiedsverbod mocht ze niet in een bepaald deel van Zaandam komen.

Standpunt eiseres
De vrouw vond het gebiedsverbod onterecht. Volgens haar bevat de bestuurlijke rapportage onjuiste informatie en mocht de burgemeester zijn beslissing niet daarop baseren. Zo stond in de rapportage onder meer dat ze aanwezig was bij een eerdere intocht van de Sint in 2014 en een demonstratie tegen Michiel de Ruyter in 2013, terwijl dit niet het geval was. Ze stelt ook dat de burgemeester haar niet heeft benaderd om afspraken te maken over haar bezoek aan de intocht.


Een gebiedsverbod was volgens haar een te zwaar middel. De bevoegdheid van de burgemeester om een gebiedsverbod op te leggen, is bedoeld om in onverwachte en urgente situaties op te treden, en niet om het recht op bewegingsvrijheid in te perken, stelt ze. Bovendien vindt ze dat door het opleggen van een gebiedsverbod, de Verklaring over mensenrechtenverdedigers van de Verenigde Naties is geschonden.

Oordeel rechtbank
De rechtbank oordeelt dat een deel van de informatie in de bestuurlijke rapportage niet juist is, maar dat de burgemeester het gebiedsverbod toch mocht opleggen. De burgemeester had genoeg redenen om te vrezen voor verstoring van de openbare orde. Zo mocht de burgemeester zijn beslissing baseren op het feit dat de activiste van plan was om naar de intocht te komen en dat daarbij acties in beeld waren die de intocht zouden verstoren. Ook mocht de burgemeester meewegen dat de activiste in 2016 door de politie is aangehouden voor activiteiten gericht tegen de landelijke intocht die toen in Maassluis was. En dat intochten de voorgaande jaren tot problemen in de openbare orde hebben geleid.

De rechter oordeelt verder dat de burgemeester op goede wijze gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid. Omdat het opgelegde gebiedsverbod niet verder strekt dan de periode van twee dagen en het gebied van de intocht, was het verbod niet een te zwaar middel. Het voldoet aan de eisen van de zogenoemde subsidiariteit en proportionaliteit. Ook het beroep op de Verklaring over mensenrechtenverdedigers van de Verenigde Naties verwerpt de rechter. Deze verklaring ziet op vreedzame manieren om op te komen voor mensenrechten. De activiste was echter niet van plan op vreedzame wijze voor mensenrechten op te komen.