KOOG AAN DE ZAAN - De milieu- en natuurvergunningen voor de cacaofabriek van OLAM in Koog aan de Zaan zijn niet verleend in overeenstemming met de regelgeving. Dat heeft de rechtbank in twee verschillende zaken geoordeeld. De zaken waren onder andere aangespannen door OLAM en milieuorganisatie Mobilisation for the Environment (MOB).


In de fabriek worden cacaobonen bewerkt en verwerkt. Daarbij komen verschillende stoffen vrij, waaronder ammoniak en Vluchtige organische stoffen (VOS). Voor de fabriek zijn verschillende vergunningen nodig. Zonder de juiste vergunningen mag de fabriek niet worden gebruikt.

De rechtbank heeft uitspraak gedaan in twee zaken. In de ene zaak draaide het om de vraag of de door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad verleende milieuvergunning in stand kan blijven. In de andere zaak draaide het om de vraag of Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland de natuurvergunning terecht heeft geweigerd omdat die niet nodig is.

Milieuvergunning

In 2021 heeft het college van Zaanstad aan OLAM een milieuvergunning verleend. In deze vergunning staat onder meer dat OLAM elk jaar moet meten wat de uitstoot van VOS en stikstofoxide is. OLAM moet daarover jaarlijks een rapport uitbrengen. Ook is in de vergunning opgenomen wat de maximale uitstoot van VOS mag zijn en staat in de vergunning wat de grenswaarde is voor de uitstoot van ammoniak. OLAM is het niet eens met die meetverplichting. MOB vindt dat de gemeente de toegestane waardes voor uitstoot van ammoniak en de uitstootconcentratie van VOS in de vergunning naar beneden moet bijstellen.

Oordeel rechtbank

De rechtbank oordeelt dat het college de meetverplichting niet mocht opleggen. Uit Europese regelgeving blijkt weliswaar dat er een meetverplichting van toepassing is op fabrieken die oliehoudende zaden verwerken en plantaardige oliën raffineren. Maar het college heeft niet goed onderbouwd dat het verwerken en bewerken van cacaobonen hieronder valt.

De rechtbank oordeelt ook dat het college de waardes voor uitstoot van VOS te ruim heeft gesteld. Gebleken is namelijk dat OLAM al aan strengere en lagere waardes kan voldoen. Daarnaast heeft het college voor de uitstoot van ammoniak een hogere maximale grenswaarde opgenomen dan de wettelijke norm. Dit is alleen onder bepaalde voorwaarden toegestaan. Aan die voorwaarden wordt niet voldaan. Het college was dus niet bevoegd deze ruimere en minder strenge grenswaarde in de vergunning op te nemen.

Natuurvergunning

In 2019 heeft OLAM een natuurvergunning aangevraagd voor de bedrijfsvoering van de hele fabriek, waaronder een nieuwe stoomketel op biomassa. Gedeputeerde Staten hebben geweigerd OLAM een natuurvergunning te verlenen voor het gebruik van de fabriek omdat die niet nodig zou zijn. Volgens gedeputeerde staten leidt de aangevraagde situatie bij de fabriek niet tot een toename van de neerslag van stikstof in het omliggende beschermde natuurgebied (Natura 2000- gebied) in vergelijking met de uitgangssituatie. De uitgangssituatie is 10 juni 1994, het moment dat het Natura 2000-gebied werd aangewezen.

Volgens MOB is een natuurvergunning wel nodig. Omdat die natuurvergunning er niet is en de fabriek van OLAM toch in gebruik is, wordt door OLAM de wet overtreden, vindt MOB. MOB heeft Gedeputeerde Staten daarom ook verzocht om handhavend op te treden tegen OLAM, vanwege het overtreden van de wet. Dit verzoek is afgewezen door Gedeputeerde Staten omdat OLAM geen natuurvergunning nodig zou hebben. Het beroep van MOB richt zich tegen die afwijzing.

Oordeel rechtbank

Om te beoordelen of een de natuurvergunning noodzakelijk is, moet de rechtbank een vergelijking maken tussen de gevolgen van het bestaande project in de uitgangssituatie en de gevolgen van het project na wijziging of uitbreiding. Alleen als de gevolgen van het project na wijziging of uitbreiding minder nadelig zijn voor het Natura 2000-gebied dan in de toegestane situatie op de uitgangsdatum, is geen natuurvergunning nodig.

De rechtbank oordeelt dat Gedeputeerde Staten niet goed hebben gemotiveerd waarom in dit geval geen natuurvergunning nodig is. De rechtbank oordeelt dat niet kan worden vastgesteld wat de toegestane situatie op 10 juni 1994 was. Daardoor kan ook niet worden gesteld dat de activiteiten waarvoor nu een vergunning wordt gevraagd minder nadelige gevolgen hebben voor het Natura 2000-gebied ten opzichte van de uitgangssituatie. De beslissing van Gedeputeerde Staten kan volgens de rechtbank niet in stand blijven.

Dat geldt ook voor de beslissing van Gedeputeerde Staten om niet handhavend op te treden. Omdat deze beslissing is gebaseerd op het standpunt dat er geen natuurvergunning nodig is, kan ook deze beslissing niet in stand blijven. De rechtbank draagt Gedeputeerde Staten op om opnieuw te beoordelen of OLAM voor de bedrijfsvoering van de hele fabriek een natuurvergunning nodig heeft. En ook op het verzoek om handhavend op te treden moet Gedeputeerde Staten opnieuw beslissen.